De onroerende voorheffing is verschuldigd door de belastingplichtige die op 1 januari van het aanslagjaar één van volgende zakelijke rechten bezit:
- de (volle) eigendom;
- het bezit;
- het vruchtgebruik;
- het recht van opstal; of
- het recht van erfpacht.
Bij de overdracht van een onroerend goed zal de persoon die op 1 januari de belastingplichtige was de onroerende voorheffing moeten betalen voor het volledige jaar, ook al werd het onroerend goed in de loop van het aanslagjaar verkocht. Bij een verkoop kan evenwel contractueel worden voorzien dat de koper een gedeelte van de onroerende voorheffing voor het lopende aanslagjaar voor zijn rekening neemt.