De aangifte moet het gehele vermogen van de overleden persoon omschrijven: actief (alle bezittingen) en het passief (alle schulden).
Het actief van de nalatenschap omvat: alle roerende goederen, alle onroerende goederen (België en buitenland), de levensverzekeringen, alle verkopen van onroerende goederen die plaats vonden binnen de periode van drie jaar voor het overlijden en alle schenkingen die plaats vonden binnen de periode van drie jaar voor het overlijden.
Voor het passief van de nalatenschap kan gekozen worden voor een forfait of de aangevers kunnen ervoor kiezen om de werkelijke schulden en begrafeniskosten te bewijzen. Ook is het mogelijk om de schulden van de overledene te bewijzen en toch voor het forfait van begrafeniskosten (€ 6.000) te kiezen, of omgekeerd. Voor onroerende schulden van de nalatenschap is er geen forfait, deze zullen dus steeds aangegeven mogen worden.