Ter bepaling van het bestaan en van het bedrag van de belastingschuld kan de administratie alle door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen aanvoeren, met inbegrip van de processen-verbaal opgesteld door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën, maar met uitzondering van de eed.
De processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
Indien de belastingplichtige de bewijslast draagt, beschikt hij over dezelfde bewijsmiddelen.