Een aanslag kan in principe worden gevestigd tot 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar. Er moet echter een minimumtermijn van 6 maanden zijn tussen de datum van de vestiging en de datum waarop de aangifte is binnengekomen.
In bepaalde gevallen geldt een verlengde aanslagtermijn.
De belasting mag gevestigd worden gedurende 3 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd in de volgende gevallen:
- In geval van niet-aangifte;
- In geval van laattijdige overlegging van de aangifte;
- Indien de verschuldigde belasting hoger blijkt te zijn dan de gegevens vermeld in de aangifte.
Deze termijn van drie jaar kan verlengd worden tot een totaal van 7 jaar indien er sprake is van bedrieglijk opzet.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan de Administratie een aanslag vestigen buiten deze termijnen.