Het Hof van Cassatie oordeelde recent dat de fiscale Administratie onrechtmatig verkregen bewijs mag gebruiken tegen een belastingplichtige om het bestaan van een belastingschuld aan te tonen. Het Hof van Cassatie stelt expliciet dat het onrechtmatig verkregen bewijs slechts kan worden geweerd “indien de bewijsmiddelen verkregen zijn op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden als ontoelaatbaar moet worden geacht, of indien dit gebruik het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in het gedrang brengt”. Hieruit volgt dat de bodemrechters geval per geval deze afweging dienen te maken.
Procedureregels zijn ingevoerd om de burger te beschermen en te vrijwaren tegen willekeur. Zij bieden de burger rechtsbescherming. De uitspraak van het Hof van Cassatie laat de bodemrechters dan ook niet toe om deze belangen zomaar terzijde te schuiven.
Integendeel, ingevolge de uitspraak van het Hof van Cassatie zal voor de bodemrechters telkens moeten worden nagegaan of bij het aanwenden van het onrechtmatig verkregen bewijs de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op eerlijk proces werden gerespecteerd. Er dient ook telkens onderzocht te worden in welke omstandigheden de bewijsgaring gebeurde, gebeurde dit door kennelijk onzorgvuldig handelen of opzettelijk normschendend? Ook de proportionaliteit van de begane onrechtmatigheid ten opzichte van de tenlastelegging dient telkens te worden onderzocht. Al deze onderzoeken dienen bovendien te gebeuren met aandacht voor het normdoel van het geschonden voorschrift.
Kortom, deze op het eerste zicht negatieve uitspraak biedt de belastingplichtige voldoende munitie om het gebruik van het onwettig verkregen bewijs te bestrijden.
LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten blijven ter beschikking voor alle vragen en/of opmerkingen hieromtrent.