Het mobiliteitsbudget geeft werkgevers een alternatief voor het aanbieden van een bedrijfswagen. Het mechanisme is gebaseerd op drie pijlers. De werknemer kan vrij kiezen welke hij of zij wenst te gebruiken. Ook een combinatie is mogelijk.
De eerste pijler betreft een bedrijfswagen – zij het dan wel een milieuvriendelijke wagen, die voldoet aan specifiek ecologische eisen. De tweede pijler houdt een aantal alternatieve en duurzame vervoersmiddelen in, zoals het openbaar vervoer, de fiets, deeloplossingen, enzovoort. De derde pijler geeft de werknemer het recht op de uitbetaling van het saldo van het mobiliteitsbudget dat niet is besteed in de twee andere pijlers.
Het voertuig dat voldoet aan de vereisten van de eerste pijler ondergaat nog steeds de normale fiscale behandeling van een bedrijfswagen. Om het gebruik van de alternatieve vervoerswijzen zoveel mogelijk aan te moedigen, werd beslist dat de tweede pijler volledig onbelast is voor de werknemer en volledig aftrekbaar voor de werkgever. Het saldo van de derde pijler tot slot vormt een beroepsinkomen dat vrijgesteld is van belasting.
Het mobiliteitsbudget kan niet worden gecombineerd met de fiscale vrijstellingen van de woon-werkvergoeding of de fietsvergoeding. Dergelijke vergoedingen kunnen immers deel uitmaken van de tweede pijler, die wordt vrijgesteld van belasting. Omdat dit zou neerkomen op een dubbele vrijstelling, worden extra vergoedingen beschouwd en belast als loon.
Eerder kregen werknemers al de kans om hun bedrijfswagen in te ruilen voor een geldsom (de zogenaamde mobiliteitsvergoeding). In tegenstelling tot het mobiliteitsbudget betreft dit een alles of niets verhaal.
Wilt u weten wat de specifieke gevolgen van de nieuwe wetgeving zijn voor uw situatie of die van uw werknemers? Neem dan contact op met Lauwers Fiscale Advocaten.