In het Vlaamse Regeerakkoord 2014-2019 werd beslist dat provincies niet langer bevoegd zullen zijn om opcentiemen te heffen op de onroerende voorheffing. Het Vlaams Gewest zou de onroerende voorheffing dan weer op regionaal niveau verhogen. Dit ter financiering van de overgedragen bevoegdheden. De Vlaamse regering werkte hierover recentelijk een nieuw ontwerpdecreet uit.
Het tarief van de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest wordt in het ontwerpdecreet bepaald op 3,97 %. Dit betreft een verhoging van 1,47 %. Ook het verlaagd tarief wordt verhoogd (tot 2,45 %). Anderzijds worden de provinciale opcentiemen herrekend. Het ontwerpdecreet voorziet ook in maximumtarieven voor de provinciale opcentiemen voor de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van het decreet. Het zou dan ook niet gaan om een totaalverbod van provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing.
Het ontwerpdecreet legt ook de gemeenten een extra verplichting op omtrent de gemeentelijke opcentiemen inzake onroerende voorheffing. De gemeenten moeten hun opcentiemen aanpassen zodat bij de verhoging van de regionale tarieven, zij hetzelfde bedrag ontvangen als voorheen. Indien de gemeenten geen aanpassing zouden doorvoeren, zouden de gemeentelijke opbrengsten uit de onroerende voorheffing mee stijgen met de nieuwe regionale tarieven. Kortom, de gemeenten moeten hun tarieven vanaf 2018 delen door 1,59. Dit om evenveel inkomsten uit de onroerende voorheffing te halen en zo hun decretale verplichting na te komen. Deze maatregel wil voorkomen dat de fiscale druk van de onroerende voorheffing in bepaalde gemeentes ongewild disproportioneel zou verhogen.
Omdat dit een ontwerpdecreet betreft, is de goedkeuring van het Vlaams Parlement nog steeds vereist.
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten met al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent.