Met de Programmawet van 28 juni 2013 (BS 1 juli 2013) werd het tarief van de roerende voorheffing op liquidatieboni verhoogd van 10% naar 25%. Het gaat om liquidatieboni die worden toegekend vanaf 1 oktober 2014. Een liquidatiebonus wordt gevormd door het positieve verschil tussen de uitkeringen in geld, in effecten of in enige andere vorm en de (eventueel gerevaloriseerde) waarde van het gestort kapitaal.
Om deze verhoging te ontlopen kan er reeds voor 1 oktober 2014 een voorschot op de liquidatiebonus worden toegekend. De datum van effectieve liquidatie is dan van geen belang. Volgens de administratie is de roerende voorheffing immers opeisbaar op het ogenblik van het effectief ter beschikking stellen van de inkomsten aan de aandeelhouders (Circ. nr. Ci.RH 421/609.850 dd. 1 juni 2011).
Ter compensatie van het verhoogde tarief op de liquidatieboni heeft de wetgever voorzien in een tijdelijk verlaagd tarief van 10% op dividenduitkeringen van belaste reserves die zijn goedgekeurd ten laatste op 31 maart 2013 door de Algemene Vergadering, en dit vanaf 1 juli 2013. De voorwaarde hiertoe is dat het nettobedrag van de dividenden onmiddellijk wordt opgenomen in het kapitaal en dit in het boekjaar dat afsluit voor 1 oktober 2014.
Bij een latere kapitaalvermindering zal er dan geen verdere belastingheffing plaatsvinden doch hiertoe geldt een wachttermijn. Bij kleine vennootschappen in de zin van artikel 15 W. Venn. bedraagt deze 4 jaar te rekenen vanaf de inbreng en bij grote vennootschappen 8 jaar. Indien het kapitaal eerder wordt terugbetaald zal de bijkomende belastingheffing van 15% slechts stelselmatig dalen. Om misbruiken tegen te gaan wordt een latere kapitaalsvermindering geacht eerst voort te komen uit het kapitaal gevormd door de geviseerde inbreng.
Bovendien wordt, om een plotse wijziging van de dividendpolitiek op te vangen, voorzien in een bijkomende heffing van 15% op het dividend dat uit het positief resultaat van het boekjaar uitgekeerd zou zijn geweest, mocht de gemiddelde dividendpolitiek van de laatste 5 jaar verder zijn gezet.
De berekening van de afzonderlijke aanslag van 15% is vrij complex en wordt berekend op het positieve verschil tussen:
a) het boekhoudkundig resultaat van het belastbaar tijdperk waarin de uitkering plaatsvindt vermenigvuldigd met de volgende breuk: de som van de dividenden toegekend in de loop van de 5 voorafgaande belastbare tijdperken gedeeld door de som van boekhoudkundige resultaten van deze belastbare tijdperken.
b) de dividenden die effectief zijn toegekend aan de aandeelhouders als winst van het belastbaar tijdperk waarin de overgangsregeling wordt toegepast.
Het valt te verwachten dat deze complexe berekeningswijze aanleiding zal geven tot veel vragen. Het kantoor blijft ter beschikking om (eventuele) vragen te beantwoorden.