De fiscale Administratie heeft beslist dat vanaf 1 juni 2016 rechtspersonen die zelf een functie van bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar uitoefenen in een vennootschap of andere rechtspersoon, beschouwd worden als BTW-plichtigen in de uitoefening van hun bestuurdersmandaat.
Voorheen hadden bestuurders-rechtspersonen de keuze om zich al dan niet te onderwerpen aan de BTW. Dit keuzestelsel is sindsdien definitief komen te vervallen. De verplichte onderworpenheid aan de BTW voor bestuurders-rechtspersonen is niet te vinden in het wetboek BTW zelf, noch in de Europese BTW-richtlijn, maar in een administratieve beslissing van 30 maart 2016.
Wanneer echter uw managementvennootschap een mandaat uitoefent in een rechtspersoon waarvan de activiteit geen of slechts een gedeeltelijk recht op BTW-aftrek geeft, kan zulks economisch gezien nadelig zijn. De BTW die de vennootschap betaalt op de managementvergoedingen aan de managementvennootschap, dienen in zulk geval immers (gedeeltelijk) als kost ten laste te worden genomen van het resultaat.
De oprichting van een BTW-eenheid of een beroep op de optionele vrijstellingsregeling voor kleine vennootschappen kan een mogelijkheid tot fiscale optimalisatie bieden. De praktische toepassing hiervan noodzaakt uiteraard een case-by-case study.
Belangrijk om op te merken is dat bestuurders-natuurlijke personen tot op heden nog steeds vrijgesteld zijn van BTW. Zij dienen dus geen BTW aan te rekenen op hun bestuurdersbezoldigingen. Dit doet in ieder geval vraagtekens rijzen in het licht van het gelijkheidsbeginsel en de Europese BTW-richtlijn.
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten voor al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent.