In de rechtsleer en in de rechtspraak werd reeds meermaals verdedigd dat de aanslag geheime commissielonen het karakter heeft van een (straf)sanctie. Dit betekent dat een rechter ten gronde met zijn volledige rechtsmacht een marginale controle van proportionaliteit kan uitoefenen die voorgeschreven wordt op basis van de Grondwet.
De rechter mag de aanslag geheime commissielonen verminderen of afschaffen in de mate dat deze een onevenredige sanctie vormt in vergelijking met de begane fout door de belastingplichtige. Niets van hetgeen dat tot de appreciatie van de fiscale Administratie behoort, mag ontsnappen aan de controle van een rechter.
In de mate dat een aanslag geheime commissielonen een sanctie belichaamt, impliceren de vereisten van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens dat de rechter op zijn minst de appreciatiebevoegdheid moet hebben die wordt toebedeeld aan de fiscale Administratie.
Recente rechtspraak bevestigt dit standpunt.