Zowel collectieve beleggingsinstellingen, kredietinstellingen als verzekeringsondernemingen betalen een jaarlijkse taks, de abonnementstaks. Deze jaarlijks taks op de collectieve beleggingsinstellingen, op de kredietinstellingen en op de verzekeringsondernemingen is een persoonsgebonden belasting. Zij is strikt gebonden aan de hoedanigheid van de belastingplichtige.
In artikel 161ter van het Wetboek der successierechten werd het tarief 0,08 % vervangen door het tarief 0,0965 % met ingang van 1 januari 2013 en 0,0925 % met ingang van 1 januari 2014.
Die wijzigingsbepaling is echter pas op 8 juli 2013 in werking getreden.
De datum van inwerkingtreding van de wijzigingsbepaling is echter problematisch voor 2013. De wijziging werd namelijk retroactief ingevoerd. De retroactiviteit kan enkel verantwoord worden wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang. Maar dit laatste kon niet worden aangetoond.
Om deze reden vernietigde het Grondwettelijk Hof de wijzigingsbepaling voor 2013. De verhoogde taks blijft wel behouden vanaf 2014.
Ingevolge deze vernietiging kan de verhoogde taks voor het jaar 2013 teruggevorderd worden. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof dd. 22 januari 2015 doet – ingevolge artikel 18 van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof van 6 januari 1989 – een termijn van zes maanden lopen waarbinnen de terugvordering kan worden gevraagd. Deze nieuwe termijn neemt een aanvang na de bekendmaking van het arrest van het Grondwettelijk Hof in het Belgisch Staatsblad, zijnde 11 maart 2015.
Het Advocatenkantoor Thierry Lauwers blijft ter beschikking voor alle vragen en/of opmerkingen hieromtrent.
