De invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen zorgde voor heel wat spanning bij lokale besturen. Dit wetboek heeft een reeks bepalingen uit het WIB 92 integraal opgeheven waar het oude decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen naar verwees. De decreetgever schept nu meer duidelijkheid.
Het oude artikel 11 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen verwees naar de invorderingsregels uit het WIB 92, maakte deze van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen. Deze bepalingen zijn integraal opgeheven door het nieuwe Invorderingswetboek. Evenwel zonder dat deze verwijzingsbepaling werd aangepast. Dat zorgde voor veel spanning en discussie over de gevolgen op lokaal niveau. Zo bleef het onduidelijk of er al dan niet een rechtsgrond is voor provincies of gemeenten om hun belastingen in te vorderen.
De decreetgever komt daar – net op tijd – aan tegemoet. Met het programmadecreet van 20 december 2019, dat op 1 januari 2020 in werking is getreden, vult zij deze lacune op. Artikel 29 van het programmadecreet verklaart nu ook het Invorderingswetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen. Met uitzondering van de onderafdeling dat betrekking heeft op de aansprakelijkheid en plichten inzake de opmaak van een akte of attest van erfopvolging. Wanneer deze onderafdeling van toepassing zal zijn voor lokale besturen blijft een vraagteken.
Heeft u vragen over de specifieke gevolgen van de nieuwe wetgeving voor uw bestuursniveau? Neem dan contact op met Lauwers Fiscale Advocaten.