Op 12 april 2019 is het wetsvoorstel houdende diverse fiscale bepalingen 2019-I goedgekeurd, dat verscheidene belangrijke fiscale wijzigingen bevat.
Vooreerst worden enkele bepalingen inzake de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting aangepast of afgeschaft, zoals de afschaffing van de bepaling die de investeringsreserve beoogde op te heven.
- Vanaf aanslagjaar 2021 geldt een nieuwe aftrekregeling voor autokosten, die op gelijke wijze in de personen- en de vennootschapsbelasting van toepassing zal zijn. Er werd hier ten onrechte abstractie gemaakt van het deel van de fiscaal aanvaarde afschrijvingen boven de aanschaffings- of beleggingswaarde van het voertuig. De desbetreffende bepalingen in het Wetboek Inkomstenbelasting worden nu gewijzigd om dit probleem te verhelpen.
- In artikel 355 WIB 92 wordt de mogelijkheid geboden om, in geval van een vernietiging van een aanslag in een beslissing naar aanleiding van een bezwaarschrift, een vervangende aanslag voor te stellen, waarbij rekening gehouden wordt met de reden van de vernietiging om een andere reden dan verjaring. Wanneer een gerechtelijke beslissing een aanslag vernietigt wegens een andere reden dan verjaring, kan overeenkomstig artikel 356 WIB 92 een subsidiaire aanslag aan de rechter worden voorgelegd. In beide gevallen wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende nieuwe aanslagen worden gevestigd op basis van dezelfde belastingelementen en in hoofde van dezelfde belastingschuldige. Artikel 357 WIB 92 bepaalt wie als dezelfde belastingschuldige kan worden beschouwd. In de huidige stand van de wetgeving kan een vereffenaar qualitate qua niet beschouwd worden als ‘dezelfde belastingschuldige’. Dit geeft aanleiding tot vele discussies en daarom wordt artikel 357 WIB 92 in die zin aangepast dat een vervangende aanslag wel mogelijk wordt.
- Bezoldigingen voor gelegenheidsarbeid in de horeca zijn afzonderlijk belastbaar tegen een aanslagvoet van 33 procent. Werknemers die gelegenheidsarbeid in de horeca verrichten hebben ook recht op vakantiegeld. De berekeningsgrondslag voor de sociale bijdragen op het vakantiegeld is echter niet dezelfde als voor de bijdragen op de eigenlijke bezoldigingen. Gelet op de expliciete verwijzing naar de bijdragebasis voor de eigenlijke bezoldigingen in het WIB, komt het vakantiegeld voor gelegenheidsarbeid in de horeca in de huidige stand van de wetgeving niet in aanmerking voor de toepassing van de aanslagvoet van 33 procent. Een wijziging hiervan drong zich dan ook op.
Tot slot zijn ook nog enkele bepalingen in het Btw-Wetboek aangepast.
Volg Lauwers Fiscale Advocaten op LinkedIn en blijf op de hoogte van fiscaal nieuws en wetgeving.