De federale staat is zijn bevoegdheid te buiten gegaan bij de fiscale regularisatie van ontdoken successierechten.
Het zijn de gewesten die bevoegd zijn om het tarief en de heffingsgrondslag van de successie- en registratierechten te bepalen. Bijgevolg zijn het ook de gewesten die bevoegd zijn om de straffen te bepalen bij ontduiking van successie en registratierechten.
De federale staat is evenwel nog steeds bevoegd voor de inning van de successie- en registratierechten. Deze uitvoerende bevoegdheid werd door de federale staat overschreden door de fiscale regularisaties te organiseren. Een fiscale regularisatie hield in dat belastingplichtige die een belasting ontdoken had, vervolging kon voorkomen door een speciaal tarief te betalen.
Het Grondwettelijk Hof oordeelde nu dat de federale staat niet bevoegd is om zo’n bijzondere aanslag te vestigen inzake ontdoken successie- en registratierechten. Dit behoort tot de bevoegdheid van de gewesten. Hieruit volgt dat de belastingplichtigen die successie en registratierechten hebben ontdoken, niet meer voor een regularisatie in aanmerking komen. Al hebben de belastingplichtigen die reeds een regularisatieaangifte hebben ingediend niets te vrezen, hun aangifte zal nog steeds de gevolgen hebben die de bestreden wet aan de fiscale regularisatie verbond.
Advocaat Paul Verhaeghe van het Advocatenkantoor Thierry Lauwers die de procedure voor het Grondwettelijk Hof instelde, verduidelijkt:
‘De belastingplichtigen kunnen erop vertrouwen dat ze het voordeel verbonden aan een gedane regularisatie niet meer zullen verliezen, ook al was die regularisatie in feite gebaseerd op bepalingen die de grondwet schenden.’
Het Advocatenkantoor Thierry Lauwers blijft ter beschikking voor alle vragen en/of opmerkingen hieromtrent.