Artikel 298 Wetboek Inkomstenbelastingen bepaalt dat vóór de fiscale Administratie kan overgaan tot recuperatie van de schuldvordering door middel van een eerste uitvoeringsdaad, er een laatste herinnering dient te gebeuren per aangetekend schrijven. Deze herinneringsbrief mag pas worden verstuurd bij het verstrijken van een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de eerste dag volgend op de vervaldag van de wettelijke betaaltermijn van de betreffende belasting. De belastingen kunnen niet worden ingevorderd door uitvoeringsdaden (bevel tot betaling van de gerechtsdeurwaarder, …) dan na het verstrijken van een termijn van één maand te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de herinneringsbrief aan de belastingschuldige.
Er zijn drie uitzonderingen voorzien waarbij een laatste herinneringsbrief niet vereist is:
- Omdat de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn;
- Inzake roerende voorheffing en inzake bedrijfsvoorheffing ingekohierd wegens het gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn ;
- Indien het belastingen betreft die zijn vermeld in artikel 1 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (de verkeersbelasting op de autovoertuigen, de belasting op de spelen en de weddenschappen, de belasting op de automatische ontspanningstoestellen, de belasting en de aanvullende belasting op de deelname van de werknemers in de winst of in het kapitaal van de vennootschap)
De wet van 20 februari 2017 tot wijziging van artikel 298 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen bepaalt dat de herinneringsbrief in kwestie niet meer aangetekend moet worden verstuurd. Vanaf 1 mei 2017 zal de fiscale Administratie deze herinnering per gewone brief versturen.
Men dient meer dan ooit oplettend te zijn met betrekking tot de ontvangen correspondentie van de fiscale Administratie, daar deze verschillende termijnen doet lopen.
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten met al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent.