Iemand die in de uitoefening van zijn beroep het voordeel geniet dat uitgaven die hij normaal zelf moet doen door iemand anders worden ten laste genomen, is belastbaar op een voordeel van alle aard. Zo vormt een renteloze lening, een lening tegen een verminderde rentevoet of een renteloos debetsaldo op een rekening-courant die men krijgt binnen de beroepssfeer, een voordeel van alle aard ten belope van de uitgespaarde intrest.
Wanneer de uitgespaarde uitgaven een aftrekbare beroepskost zouden vormen als ze door de begunstigde zelf waren gedaan, doet zich een eigenaardigheid voor. In zulk geval zou het niet correct zijn om dit voordeel van alle aard zomaar te belasten terwijl deze uitgespaarde uitgaven in feite aftrekbare beroepskosten betreffen. Het belastbaar voordeel van alle aard, dat bestaat uit de uitgespaarde uitgaven, wordt onmiddellijk terug geneutraliseerd door de aftrekbaarheid van deze uitgaven als beroepskost, indien ze door de begunstigde zelf waren gedragen.
Deze opvatting is recent bevestigd door een arrest van het Hof van Cassatie van 19 oktober 2017.
Het Hof preciseert niettemin dat opdat het belastbaar voordeel van alle aard aftrekbaar zou zijn als beroepskost, aan alle voorwaarden van artikel 49 WIB dient te worden voldaan.
Het dient namelijk te gaan om een uitgave die wordt gedaan met het oog op het verkrijgen of het behouden van belastbare inkomsten waarvan de belastingplichtige de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken.
Het belastbaar voordeel van alle aard is enkel en alleen aftrekbaar als beroepskost in die mate dat dit voordeel betrekking heeft op uitgaven die , indien ze door de genieter zelf waren gedaan, eveneens aftrekbaar zouden zijn als beroepskost.
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten voor al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent.