De meeste ondernemingen laten zich vandaag de dag voor hun fiscale verplichtingen bijstaan door een boekhouder, een accountant of een belastingconsulent. Echter, voor de kleine ondernemers die bijvoorbeeld een eenmanszaak runnen, is het zeker niet ondenkbaar dat echtgenoten, ouders of andere familieleden de belastingplichtige helpen met diens boekhouding.
In het algemeen moet u zich er goed van bewust zijn dat de basisregels in vertegenwoordiging t.a.v. de fiscus steeds vereisen dat er een volmacht wordt gegeven. Op zich kan een mondelinge of zelfs stilzwijgende volmacht hier ook reeds volstaan, maar om discussies te vermijden, werkt men toch best met een “opdrachtbrief”. Het is immers van belang de bevoegdheden die u aan een lasthebber geeft ook goed af te lijnen. Een boekhouder die uw aangiftes mag indienen, mag u daarom bijvoorbeeld ook niet zomaar gaan vertegenwoordigen bij een eventuele fiscale controle.
Ook de fiscus dient de hierboven besproken regels uiteraard te respecteren en wanneer ze bij een fiscale controle bij een belastingplichtige te maken krijgen met een vertegenwoordiger, gaan ze best na of die persoon in kwestie al dan niet correct gemandateerd is. Wanneer ze immers na een fiscale controle bijvoorbeeld een akkoordverklaring opstellen maar deze niet wordt ondertekend door een persoon met de vereiste machtigingen, kan men op basis daarvan dan ook moeilijk een aanvullende aanslag gaan vestigen later.
Het is net zo’n geval dat zich laatst voordeed en waarover het Hof van Beroep te Bergen zich moest uitspreken. De ouders van een belastingplichtige (die hun zoon hier en daar wat hielpen in diens zaak, zo ook met het voeren van zijn boekhouding) vertegenwoordigden niet enkel hun zoon tijdens een controle, maar de vader ondertekende tevens een akkoordverklaring op basis waarvan nadien een aanvullende aanslag werd gevestigd. De zoon diende hiertegen een bezwaarschrift in waarin hij verklaarde dat de vader hier helemaal niet toe gemachtigd was.
Op zich leek dit voor het Hof een eenvoudige zaak daar er inderdaad geen enkel bewijs van een machtiging kon worden voorgelegd. De fiscus leek dus sowieso het onderspit te gaan delven, ware het niet dat de administratie de zoon ná de controle alsnog vroeg een volmacht te ondertekenen die de vader toch de nodige bevoegdheden gaf. De belastingplichtige, waarschijnlijk niet goed op de hoogte van zijn rechten, deed dit dan ook.
Toch ging het Hof niet akkoord met deze werkwijze van de fiscus. Als er op het moment van de ondertekening van een akkoordverklaring geen akkoord bestaat omtrent zo’n volmacht, kan een laattijdig opstellen en voorleggen hiervan geen soelaas meer bieden.
Het belang van het goed kennen van uw rechten bij een fiscale controle wordt door deze uitspraak eens te meer bewezen. Ook als belastingplichtige mag u immers op uw strepen staan.
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten met al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent