Artikel 21, eerste lid, 13° WIB voorziet een vrijstelling van roerende voorheffing op de interesten van bepaalde leningen die zijn afgesloten met kleine startende vennootschappen en met tussenkomst van een erkend crowdfundingplatform.
De fiscale Administratie heeft uitleg gegeven aan deze belastingvrijstelling in een recente circulaire.
De vrijstelling is uitsluitend voor begunstigden natuurlijke personen (inwoners of niet-inwoners) die handelen buiten de uitoefening van hun beroepswerkzaamheid. De ondernemers en de bedrijfsleiders van de vennootschap die handelen als privé persoon kunnen deze vrijstelling van de interesten eveneens genieten.
De leningen moeten afgesloten zijn met een kleine vennootschap in de zin van artikel 15 Wetboek van vennootschappen.
De kredietnemer mag ten hoogste 48 maanden ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen of in een gelijkaardig register in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte.
De aangetrokken fondsen zullen moeten bestemd zijn voor de ontwikkeling van nieuwe economische projecten.
De leningen moeten afgesloten zijn voor een minimale looptijd van vier jaar.
De leningen moeten afgesloten zijn op basis van een jaarlijks te betalen interestvoet. De herfinancieringsleningen worden niet in aanmerking genomen.
Het Belgische crowdfundingplatform of het crowdfundingplatform naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte moet als alternatief financieringsplatform zijn vergund door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten of moet worden uitgebaat door een Belgische gereglementeerde onderneming of een gereglementeerde onderneming naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die, op grond van haar statuut, een dergelijke activiteit mag verrichten.
De vrijstelling is beperkt tot de interesten op de eerste schijf van 15.000,00€ (geïndexeerd bedrag voor het aanslagjaar 2017), per jaar en per belastingplichtige, van nieuwe leningen die zijn afgesloten over een periode van 4 jaar.
De wetgever heeft de Koning belast met het bepalen van de wijze waarop het bewijs moet worden geleverd dat aan de voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling wordt voldaan. Het bedoelde koninklijk besluit is nog niet goedgekeurd.
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten met al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent.