Skip to main content

Op 15 april 2022 kondigde minister van Financiën Vincent Van Peteghem aan dat de Belgische federale regering een tweede plan voor de bestrijding van fiscale fraude was overeengekomen. In overeenstemming met een consequent beleid was dit plan erop gericht de fiscale administratie meer bevoegdheden te geven en de onderzoeks- en aanslagtermijnen in fiscale aangelegenheden grondig te hervormen.

De wet van 20 november 2022 heeft deze doelstellingen verwezenlijkt en heeft de Belgische fiscale procedure aanzienlijk hervormd.

 In deze bijdrage worden de belangrijkste veranderingen samengevat.

1. Wijzigingen in de onderzoeks- en aanslagtermijnen

De “gewone” termijn van 3 jaar wordt gehandhaafd, maar er zijn nieuwe termijnen toegevoegd:

  • Een nieuwe termijn van 4 jaar bij afwezigheid of te late indiening van de belastingaangifte.
  • Een nieuwe periode van 6 jaar voor:
    1. Belgische ondernemingen die deel uitmaken van een multinationale groep en een geconsolideerde omzet hebben van 750 miljoen euro of meer,
    2. Belgische ondernemingen die zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van een internationale groep, indien zij meer dan 50 miljoen euro aan bedrijfs- en financiële opbrengsten of meer dan 100 voltijdse equivalenten hebben. Deze periode moet vooral dienen om het “transfer pricing”-beleid van internationale groepen die in België actief zijn, grondiger te onderzoeken. Er moet worden opgemerkt dat de termijn van zes jaar ook zal gelden voor aangiften die vergezeld zijn van een formulier waarop betalingen aan “belastingparadijzen” zijn vermeld of aangiften waarin verzoeken om vermindering of vrijstelling op grond van dubbelbelastingverdragen zijn vermeld.
  • Een nieuwe termijn van 10 jaar waarbinnen een belastingaangifte als “complex” wordt aangemerkt. Dit zijn de aangiften die het volgende weergeven:
    1. hybride regelingen
    2. constructies met gecontroleerde buitenlandse vennootschappen
    3. “juridische constructies” die onderworpen zijn aan Kaaimanbelasting,

De “gewone” termijn van 3 jaar wordt gehandhaafd, maar er zijn nieuwe termijnen toegevoegd:

  • Een nieuwe periode van 10 jaar voor fraude. De termijn is verlengd van 7 tot 10 jaar.

Deze nieuwe termijnen zullen de belastingautoriteiten dus meer tijd geven om onderzoeken in te stellen en belastingen te heffen. De Belgische regering lijkt ervan uit te gaan dat meer tijd leidt tot meer efficiëntie.

De regering lijkt echter te vergeten dat de essentiële functie van het recht sociale vrede is. De regering kan niet tolereren dat een situatie met rechtsgevolgen voor onbepaalde tijd open blijft en onderwerp is van eindeloze discussies of geschillen, op straffe van het in gevaar brengen van de rechtszekerheid. Zonder verjaringsregels zouden de rechten en verplichtingen van elke partij in onzekerheid verkeren. Bovendien leidt het verstrijken van de tijd tot verlies van bewijsmateriaal: het geheugen vervaagt, fotokopieën worden gewist, papier wordt vernietigd, enz.

De verlenging van de verjaringstermijnen is dus in strijd met het zekerheidsbeginsel. Langere termijnen voor onderzoek en fiscale administratie verlengen de situatie van onzekerheid voor de belastingplichtigen, een situatie die nog wordt verergerd door de grote achterstand bij de fiscale rechtbanken, inzonderheid in Brussel.

Het is dus niet zeker of de door de regering nagestreefde efficiëntiedoelstellingen zullen worden bereikt door de verlenging van de onderzoeks- en aanslagtermijnen.

2. Sancties

Wanneer een belastingplichtige weigert mee te werken aan een administratief onderzoek, kan de fiscale administratie een boete opleggen, maar hem niet dwingen aan een verplichting tot medewerking te voldoen.

De nieuwe bepaling voorziet in de mogelijkheid voor de fiscale administratie om de rechter te verzoeken de belastingplichtige tot betaling van een dwangsom te veroordelen wanneer de belastingplichtige de uitoefening van de onderzoeksbevoegdheden belemmert.

In dat geval zal de administratie het bewijs moeten leveren van een weigering om mee te werken.

De voorwaarden van de dwangsommen worden vastgesteld overeenkomstig de regels van het Gerechtelijk Wetboek.

Het geding zal worden ingesteld bij de fiscale rechter, die uitspraak zal doen zoals in een kortgeding.

3. Toegang van de fiscale administratie tot informatie die aan buitenlandse overheidsdiensten is verstrekt

In het kader van de Common Reporting Standard is de Belgische fiscale administratie gemachtigd door banken verstrekte gegevens door te geven aan partnerlanden. Er was echter niet voorzien dat de Belgische fiscale administratie de aldus verkregen informatie zou kunnen gebruiken in het kader van een fiscale controle of belastinginning. Met de aanneming van de wet van 20 november 2022 is dat nu gebeurd en zal de Belgische belastingdienst deze informatie kunnen gebruiken bij de uitoefening van haar taken.