De wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting heeft het verlaagd opklimmend tarief voor “kleine” vennootschappen vervangen door een verlaagd tarief van 20 % op de eerste schijf van 100 000 EUR.
Dit verlaagd tarief kan enkel worden toegepast als aan een aantal wettelijke voorwaarden wordt voldaan waaronder inbegrepen een minimumbezoldiging van 45 000 EUR aan één van de bedrijfsleiders.
Het begrip bedrijfsleider heeft in toepassing van artikel 32 WIB echter enkel betrekking op natuurlijke personen.
Er rees derhalve onduidelijkheid of een vennootschap die enkel rechtspersonen onder haar bestuurders, zaakvoerders of directeuren telt, eveneens onderworpen is aan de minimumbezoldigingsvereiste. Op basis van een letterlijke lezing van de wettekst leiden sommigen af dat een vennootschap die geen natuurlijke personen-bedrijfsleiders telt, sowieso kan genieten van het verlaagd tarief, zonder dat zij een minimumbezoldiging van 45 000 EUR uit hoeft te keren.
De regering bereidt nu in het wetsontwerp “houdende diverse bepalingen inzake inkomstenbelastingen” een wijziging voor die deze onduidelijkheid van tafel veegt, zij het op de voor de belastingplichtige nadelige manier.
Thans wordt uitdrukkelijk geformuleerd dat indien een vennootschap niet aan een bedrijfsleider (natuurlijke persoon) een minimumbezoldiging van 45 000 EUR uitkeert, zij niet zal kunnen genieten van het verlaagd tarief. Vennootschappen zonder natuurlijke personen-bedrijfsleiders vallen vanaf nu dus uit de boot.
Eenzelfde wijziging wordt aangebracht voor wat betreft de afzonderlijke aanslag van 5 % voor vennootschappen die niet minstens een minimumbezoldiging van 45 000 EUR uitkeren. Vennootschappen zonder natuurlijke personen-bedrijfsleiders worden thans dus sowieso onderworpen aan deze afzonderlijke aanslag.
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten voor al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent.