De FOD Financiën heeft een circulaire gepubliceerd omtrent de forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard dat voortkomt uit de gratis terbeschikkingstelling van een onroerend goed.
Een voordeel van alle aard dat anders dan in geld wordt verkregen, wordt gewaardeerd aan de werkelijke waarde zoals deze bestaat in hoofde van de verkrijger. Artikel 36 WIB geeft echter aan de Koning de bevoegdheid om voordelen van alle aard forfaitair te waarderen. Voor bepaalde gevallen heeft de Koning gebruik gemaakt van deze bevoegdheid, zoals in het geval van een kosteloze terbeschikkingstelling van een woning. Artikel 18, § 3, 2° KB/WIB bepaalt dat in het geval deze kosteloze terbeschikkingstelling gebeurt door een natuurlijke persoon het voordeel van alle aard forfaitair wordt gewaardeerd op 100/60 of 100/90 van het (geïndexeerd) KI voor respectievelijk een bebouwd en een onbebouwd onroerend goed. Dit voordeel wordt vermeerderd met 2/3de wanneer het een bemeubeld onroerend goed betreft.
Daarentegen, wanneer een gebouwd onroerend goed kosteloos ter beschikking wordt gesteld door een rechtspersoon, wordt het VAA als volgt gewaardeerd:
- Indien het (niet-geïndexeerde) KI lager of gelijk is aan 745 EUR, bedraagt het VAA 100/60 van het (geïndexeerd) KI vermenigvuldigd met 1,25;
- Indien het (niet-geïndexeerde) KI hoger is dan 745 EUR, bedraagt het VAA 100/60 van het (geïndexeerd) KI vermenigvuldigd met 3,8.
Er is dus een verschil in waardering van het VAA naargelang het onroerend goed ter beschikking wordt gesteld door een natuurlijke persoon of door een rechtspersoon, waarbij in dat laatste geval het VAA beduidend hoger wordt gewaardeerd. De hoven van beroep van Gent en Antwerpen hebben beiden geoordeeld dat dit onderscheid strijdig is met het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel.
De fiscale Administratie heeft nu een circulaire gepubliceerd waarbij zij zich neerlegt bij bovenstaande rechtspraak. De circulaire verduidelijkt dat in het geval een woning ter beschikking wordt gesteld aan een werknemer of aan een bedrijfsleider door een rechtspersoon, het VAA zal worden gewaardeerd aan 100/60 van het (geïndexeerde) KI dat betrekking heeft op deze woning, eventueel vermeerderd met 2/3 indien het gaat om een bemeubelde woning.
De fiscale Administratie verduidelijkt dat deze bepalingen van toepassing zijn vanaf heden tot de inwerkingtreding van een wijziging aan artikel 18, §3, 2 KB/WIB.
Wat valt er nu te doen in de praktijk?
Voor wat betreft aanslagjaar 2017 en de voorgaande aanslagjaren kan een bezwaar worden ingediend indien de termijn van zes maanden nog niet is verstreken. Evenzeer kan een verzoek tot ontheffing van ambtswege worden ingediend binnen een periode van 5 jaren te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Niettegenstaande hetgeen de circulaire aangeeft, zij wij van oordeel dat er wel degelijk voldoende gegronde argumenten voorhanden zijn die een ontheffing van ambtswege kunnen rechtvaardigen.
Laat uw rechten gelden!
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten voor al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent.