Wanneer een vennootschap voordelen van alle aard toekent aan haar bedrijfsleiders, wordt de “bezoldigingstheorie” gebruikt om de aftrekbaarheid van deze kosten te verantwoorden.
Het Hof van Cassatie heeft in twee recente arresten beslist dat deze kosten slechts aftrekbaar zijn op voorwaarde dat er effectieve prestaties tegenover staan, verricht door die bedrijfsleiders ten voordele van hun vennootschap.
De kosten die een vennootschap maakt om aan haar bedrijfsleiders een voordeel alle aard te verlenen zijn bijgevolg niet automatisch aftrekbaar als beroepskosten. De vennootschap moet een effectieve tegenprestatie vanwege de bedrijfsleider kunnen bewijzen.
Volgens de recente rechtspraak in deze materie is een loutere vermelding van een voordeel van alle aard op de loonfiche niet voldoende om aan te tonen dat de kosten worden gecompenseerd door effectieve tegenprestaties.
De vennootschap moet het bewijs kunnen verschaffen van de geleverde prestaties ten voordele van de vennootschap. Deze bewijselementen zijn bijvoorbeeld: de processen-verbaal van de algemene vergadering, correspondentie, ondertekening van contracten, …
Enkele rechtbanken zijn van oordeel dat het louter bewijs dat de prestaties effectief geleverd zijn niet volstaat om de aftrekbaarheid van de kosten te verantwoorden. Zij vereisen dat er geen te grote disproportionaliteit bestaat tussen een belastbaar bezoldigingsniveau in hoofde van de bedrijfsleider en het bedrag van de door de vennootschap afgetrokken kosten die de toekenning van dat voordeel hebben mogelijk gemaakt.
Meer dan ooit moet er aandacht worden geschonken aan de recente rechtspraak en de praktijen van de fiscale administratie bij een fiscale optimalisatie.
Contacteer LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten met al uw vragen en/of opmerkingen hieromtrent.